Talent

download
Ik zit naast Joep.
Aan een tafel die bedekt ligt met tijdschriften.
“We gaan vandaag letters uitknippen”, hoor ik mijn collega uitleggen.
Ze heeft zojuist de tijdschriften en een aantal scharen op tafel gelegd en laat me een voorbeeld op canvas zien.
Letters uit verschillende tijdschriften zijn in woorden op canvas geplakt en dat geeft een erg leuk effect.
Ik kijk Joep aan. “Leuk!,reageer ik en geeft Joep enthousiast een stootje.
Joep is duidelijk minder gecharmeerd van de tijdschriften en pakt vertwijfeld een schaar van de tafel.
Niet veel later kom ik erachter waarom.
Joep is één van de verstandelijk beperkte mensen, waarmee ik sinds kort werk.
Hij kan niet lezen. Ook herkend hij geen letters.En dat maakt deze opdracht voor hem een bijna onmogelijke klus.
“Ik help je, we doen het gewoon samen, oké? bemoedig ik hem.
Joep kijkt me ietwat hulpeloos aan. Joep krijgt de letter C . Dat lijkt me één van de makkelijkste .
Een half rondje , leg ik uit, toe maar….”
Joep bladert gedreven door de magazines en laat mij enthousiast de letter E en G zien.
“Bijna goed!”, stimuleer ik, maar dan zónder pootje”
Joep doet zijn stinkende best en dat ontroerd me.
Want hóe hij ook zijn best dóet, hij vind meer G’s en E’s dan de gevraagde C’s .
En daar is hij, duidelijk zichtbaar , na tien intensieve minuten , behoorlijk klaar mee.
“Nou, ik stop ermee, hoor, bromt hij gefrustreerd en ik kan hem geen ongelijk geven.
Je moet mij ook niet vragen om Chinese tekens te vertalen naar ons Nederlandse alfabet.
Dat zou ik na vijf minuten al opgeven.
“Laat Joep maar gewoon álle letters uitknippen, hoor ik mijn collega vanachter haar bureau,
Ik vind haar idee geniaal.
“Er is straks vast wel iemand die de letters wél kan sorteren”, vervolgd ze.
Ik hoor Joep naast me opgelucht ademhalen. Enthousiast begint hij te knippen.
Soms kan het zo eenvoudig zijn en is de oplossing zo simpel.
Ieder heeft z’n talent en als we samenwerken ontstaan er prachtige dingen.
Je zal straks eens zien hoe mooi ons ‘letter-kunstwerk” word!

De spijker op z’n kop

49bf5d04-5cbd-11e8-aecb-9b0a5d357340_web_scale_0.35_0.35__

Ik hou niet van vliegen.
Niet in de vorm van insecten, maar ook zéker niet in de zin van het reizen met een vliegtuig.
Ik doe het. Maar wél met frisse tegenzin. In de de vertrekhal begint het meestal al.
Dan hoor ik m’n maag vreemde geluidjes maken en bekruipt me een licht misselijk gevoel.
Eenmaal in het vliegtuig, als de vliegtuigdeur dicht gaat, voel ik me opgesloten en dan begint de ellende.
Ik lijk voor mijn omgeving dan weliswaar redelijk ontspannen, maar in werkelijkheid zit ik dan finaal verkrampt in m’n stoel.
Met het zweet in m’n handpalmen en het kippenvel op m’n rug. Stilletjes te bidden dat het vliegtuig maar blijft hangen.
Maar omdat je nu eenmaal niet met de fiets of te voet naar verre bestemmingen kan, spreek ik mezelf op zulke momenten ernstig toe.
Dat het niet anders kan. Dat het léuk is. Dat het nu eenmaal veel te lang duurt als je dat hele eind moet lopen En dat ik niet moet zeuren.
En dat helpt. Nouja, een beetje dan. Maar vorig jaar gebeurde er iets ,waardoor ik tegenwoordig ineens heel anders naar dat vliegen ben gaan kijken.
Beter gezegd: Vorig jaar ben ik me er meer dan ooit bewust van geworden dat je altijd kwestbaar bent. Waar je ook bent.
Of je nu met beide voeten op deze aardbol staat of overgeleverd bent aan een piloot en machteloos in de lucht hangt.
Dat kwam namelijk zo:

Lief en ik hadden een heerlijke vakantie in Griekenland achter de rug en vlogen die avond terug naar Nederland.
Eenmaal geland was ik dolblij om weer veilig op mijn vertrouwde Nederlandse bodem te staan.
Met een blij zongebruind gezicht sleepten we onze koffers van de bagageband.
“Volgens mij moeten we die kant op”, zei Lief en wees naar een bordje met ‘pendelbussen’
In het donker liepen we naar de bushalte , waar niet veel later een busje ons naar de parkeerplaats voor ‘lang parkeren’ bracht.
Daar stond m’n autootje. Die de hele vakantie trouw op ons had gewacht om ons nu weer snel naar huis brengen. Dacht ik.
Het lot besloot anders.
Moe, maar voldaan van de mooie dagen op het Grieks eiland staptten we in de auto.
Lief ging achter het stuur, ik ernaast.
Op de navigatie toetsten we onze thuisbestemming in en reden de nacht in.
Maar vér kwamen we niet.
We waren nog geen tien minuten onderweg of de navigatie leidde ons van de rijweg af naar een hobbelig terrein.
“Huh? Dat klopt niet hoor “, hoorde ik naast me. Lief boog zich iets voorover en leunde op zijn stuur.
“Ik zie ook niks in dat donker…. ”
Hij kneep zijn ogen tot spleetjes en keek turend door de ruit.
“Volgens mij zitten we hier gewoon op een bouwterrein, joh”, zei hij verbaasd, we moeten toch gewoon een autoweg hebben.”
Lief keek nog eens op de navigatie en zette de auto in z’n achteruit om rechts om te keren.
Ietwat geirriteerd gaf hij gas, reed over een soort zandhobbel en toen gebeurde het.
Ineens hoorde we een flink gerommel onder de auto en ik keek met een angstige blik opzij.
“Oe..dat klinkt niet goed, reageerde ik geschrokken, wat is dit?”
Naast me hoorde ik een diepe zucht. “O néé hé?! …da’s een lekker band!”,bromde Lief
Ik trok m’n wenkbrauwen op. Nee tóch? Een lekke band? Dát konden we niet gebruiken!
En al hélemaal niet na een lange nacht in een vliegtuig.
Het enige wat ik wilde was m’n bed.
“En nú?, vroeg ik.
Lief reed langzaam door.
“Ik probeer even een autoweg te vinden, zei hij kort, hier op dat bouwterrein kunnen we niet blijven, veel te dónker!”
Hij wees naar de dichtsbijzijnste lantaarnpaal die zo’n vijftig meter verder stond.
“Volgens mij is daar een hotel…ik ga proberen of ik de auto daar nog naartoe kan rijden”.
Voorzichtig, maar met een verschrikkelijk geluid parkeerde hij niet veel later de auto onder de lantaarnpaal bij de ingang van het hotel.
In de auto was het even een paar seconde stil.
“Nou, dan moeten we de Wegenwacht maar bellen, onderbrak ik de stilte.
Lief schudde zijn hoofd.
“Ik ga het eerst zélf proberen, schat”, zei hij, die Wegenwacht duurt veel te lang.”
Hij opende de kofferbank en haalde in het schemer de reserveband tevoorschijn.
“Nu alleen nog een krik.., zei hij, waar ligt ‘tie in jouw auto? ”
Ik haalde m’n schouders op, want ik had werkelijk geen idee waar de krik lag en hoe het ding er uberhaupt uit moest zien.
Oké, ik had een vaste plek voor mijn CD-tjes, m’n ijskrabber en m’n autodropjes. Maar een krik?
Hulpeloos keek ik Lief aan en dook toen met mij hoofd in de kofferbak.
‘Is dit ‘m soms, zei ik, terwijl ik hem wees op iets van metaal aan de zijkant van de ruimte.
“Jah!” In het donker zag ik Lief zijn ogen oplichten. “Dat is ‘m ! ”
Vakkundig ging Lief te werk. Met het lampje van m’n telefoon scheen ik wat licht op zijn handen en ik zag vol trots hoe hij
in het pikkedonker met zijn stoere mannenarmen m’n autootje een stukje opkrikktte.
En binnen nog geen half uur de reserveband onder de auto monteerde.
“Kijk, zei Lief , toen hij weer uit zijn hurkhouding omhoog kwam, een spijker…” Ik keek naar het kollosale ding in zijn handen.
Het leek wel een spijker uit de Mideleeuwen. Zo’n héle grote. “Tjoh..,was het enige wat ik kon uitbrengen.
“En dan nu naar huis…”, zei Lief en gooide de kapotte band in de kofferbak.
Opgelucht staptte hij achter het stuur en zette de auto weer in beweging.
“Je bent m’n held! “,zei ik ,toen we weer een stukje op weg waren. Lief glimlachtte flauwtjes.
“We zijn nog niet thuis!”, zei hij nuchter en gaf me een knipoog.
Ik keek dromerig door het raam naar buiten. Het was donker en er was weinig verkeer op de weg.
En ik wist weer even dat niks vanzelfsprekend is.
Dat er elke dag weer verrassingen komen in je leven. Léuke en minder leuke.
Verrassingen, die je zélf van te voren nooit had bedacht. Maar waar je mee mag stoeien.
Die dag was de onaangename verrassing: de lekke band.
Maar daarentegen was het een fijn positief gegeven dat ik een held bij me had!
En wat voor één !

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eérlijk duurt het langst!

nee

Ik hou van eten. Daar maak ik geen geheim van.
En ik eet niet alleen zoals heel veel mensen alleen uitsluitend uit praktische overweging omdat ik honger heb.
Nee, ik vind het naast de nuttige brandstof voor m’n lichaam vooral ook heel gezellig.
Zo kan ik een extreem gelukzalig gevoel krijgen van een bord stamppot met worst of een lekkere ovenschotel.
En zeg nou zelf, koffie mét een koekje is toch veel gezelliger dan zónder?
Je zou het bijna een hobby van me kunnen noemen. Met een akelige consequentie . Dat wél.
Want van hobby’s als computerspelletjes spelen, extreem sporten of legpuzzels maken krijg je geen stevige dijen en een onderkin.
Maar hoe ik ook mijn best doe, van al die dingen word ik niet echt blij. Van gezellig eten destemeer.
Dus neem ik die dikke dijen en die onderkin op de koop toe.
Maar dat mijn hobby, buiten die dikke dijen nog meer consequenties heeft werd me laatst pijnlijk duidelijk, toen ik voor
een kijkoperatie van m’n buik naar het ziekenhuis moest.
Een week van te voren viel er een grote witte envelop op deurmat met het logo van het ziekenhuis en mijn naam.
Nieuwsgierig ritste ik de envelop open en las aandachtig de brief.
In de brief stond belangrijke informatie over de operatie, het tijdstip en de afdeling waar ik die dag welkom was.
En als laatste, helemaal onderaan stond met vetgedrukte letters én onderstreept ‘U dient nuchter te komen’
Toen ik dat las werd ik een beetje onrustig. Ik hou namelijk niet van nuchter.
Als ik ‘sochtends wakker word , wil ik na het douchen meteen ‘ brandstof ik m’n tank gooien’
Waardoor m’n motor start en ik in beweging kom.
Na het eten van een bak yoghurt en een banaan heb ik het idee dat ik weer lééf. En anders niet.
Dan lijkt het of ik stil sta met motorpech en niet vooruit kom.. Zoiets.
“Doe normaal, zegt Lief dan, je hebt tóch je reserves”. En hij schud dan meewarig zijn hoofd. Over nuchter gesproken!
Hij kent dat gevoel van brandstof en een lege tank niet en fronst zijn wenkbrauwen als ik praat over een lage bloedsuikerspiegel.
Typisch vrouwendingentje, denk ik dan maar.
Maar het mócht niet. Een gezellig ontbijtje voor de operatie. Van de zusters. En da’s best een dingetje voor mij.
Dat verplichtte vasten voor een ochtendje voor het goede doel. Noem het gerust een beproeving!

Dus die bewuste ochtend zaten we aan het ontbijt.
Lief met zijn schaaltje yoghurt en een cracker met kaas.
En ik, zónder bord, met voor mij een klein glaasje water.
Het enige wat er in m’n maag zat waren de zenuwen en ik keek chagerijnig naar de overkant van de tafel waar Lief met smaak
zijn schaaltje yoghurt leeg lepelde.
“Mag ik één lepeltje yoghurt van jou? “,smeekte ik op mijn allerliefst.
Lief schudde zijn hoofd. “Doe het nou niet , dat mág tóch niet “, zei hij streng.
“Gewoon één lepeltje, dat kan bést..”, negeerde ik zijn strenge blik.
Ik liep naar de keuken, pakte een theelepeltje uit de bestekla en nam een hapje van zijn yoghurt.
Meteen voelde ik dat ik groot applaus kreeg van de mannetjes in m’n maag.
Die me uiteraard erg dankbaar waren, want nu konden zij weer aan ’t werk.

In de steriele ziekenhuiskamer stond ze voor ons.
Een tenger verpleegstertje met een dikke vlecht en dito map.
“Voor we u straks gaan opereren neem ik nog even wat vragen met u door, zei ze vriendelijk.
Het was een lijst met zo’n twintig vragen en ik was net trots dat ik ze allemaal bevestigend kon antwoorden toen die ene vraag kwam:
“U bent tóch nuchter, hé?”, zei ze en ze keek vragend mijn kant op.
Ik kniktte voorzichtig, maar voelde me een leugenaar.
“Altijd eerlijk zijn, druktte mijn moeder vroeger op m’n hart, dat duurt het langst!”
Haar tekst galmde op dat moment in m’n oren. En dus besloot ik met lichte schroom haar de waarheid te vertellen.
Schuldbewust haalde ik mijn schouders op. “Nou ja, zei ik zachtjes, één theelepeltje yoghurt dan…”
Het zustertje keek me aan alsof ik haar zojuist had bekend dat ik een moord had gepleegd.
“Een theelepeltje yoghurt??, reageerde ze geschrokken. Ze lag haar map neer en het was even stil.
“Een theelepeltje maar, hoor, probeerde ik haar nog gerust te stellen, maar het hielp niet .
“U moet écht nuchter zijn, zei ze. Ze bladerde zenuwachtig in haar map.
“Ik moet echt even de operatiekamer hiervan op de hoogte brengen”.
Verbijsterd zat ik in mijn stoel en keek met een schalkse blik naar Lief.
“Ik zei het tóch! ,sistte hij. Beschaamd keek ik naar beneden.
Nou, dat eerlijkheid heel lang kan duren, daar had mama geen woord aan gelogen!
Voor mijn gevoel had het zustertje het hele ziekenhuis ingelicht over mijn wandaden, toen ze terug kwam.
En dat was niet het enige.
“We moeten u operatie verschuiven, zei ze, tot dat de yoghurt uit uw maag is verdwenen”
De annestesist wil geen risico nemen. U mag hier nog zes uur wachten, we gooien het schema om”
Ik sliktte. Zes uur? Voor één theelepeltje yoghurt? Dit kon niet waar zijn!
Ik wist dat mijn verbrandingssysteem niet zo snel werkt als ik zou wensen, maar zes uur voor één theelepeltje?
“Ga jij maar naar huis, zei ik tegen Lief, toen de zuster haar verhaal had gedaan, ik bel je wel als ik weer op de kamer ben”
Tenslotte kon ik hem na mijn overtreding, ook niet zes uur lang naast me opsluiten in een koude ziekenhuiskamer.
En terwijl ik Lief zag verdwijnen uit de kamer voelde ik me een loser. Wat had ik gedaan?
En waarom had ik mijn overtreding gewoon niet verzwegen?
Nu zat ik nog zes uur langer opgesloten in een koude steriele kamer met een lege maag!
Maar hoe oneerlijk het ook leek, het was m’n eigen schuld.
Ik had de regels overtreden. Omdat ik te nuchter nadacht ,maar niet nuchter wás.
En daar moest ik voor boeten. En flink óók.

Na zes lange uren wachten én een operatie lag ik uiteindelijk weer in de kamer.
“Ben je een beetje wakker? “, hoorde ik een stem.
Het was hetzelfde zustertje. Ze wreef zachtjes over m’n wang.
“De operatie is geslaagd, hoor, zei ze lief
Ik keek haar duf aan en zuchtte. “Ik voel me misselijk, zei ik en sloot m’n ogen.
M’n lichaam voelde slap en het felle licht in de ziekenhuiskamer deed pijn aan m’n ogen.
“Ik haal wel even een bakje”, zei ze en ze wilde weg lopen.
“Ik wil liever wat eten, eigenlijk” zei ik, en trok zachtjes aan haar schort terwijl ik haar wazig aankeek.
Ik hoefde niet te braken, ik wilde gewoon eten! Dan zou ik zo weer de oude zijn.
Het zustertje knikte. ” Ik zal een beschuitje jam voor je brengen”, beloofde ze.
En geloof het of niet, na dat beschuitje begon ik weer te leven.
Ik ging voorzichtig rechtop zitten en keek recht in het bezorgde gezicht van m’n overbuurvrouw.
“Gaat het een beetje,kind ? “klonk het van de overkant.
Ik kniktte.”Steeds beter!”, stelde ik haar gerust.
“Je krijgt gelukkig weer meer kleur op je wangen, schelde haar stem, je zág daarstraks net zo wit als je laken.”
Ik glimlachtte flauwtjes.
Na een tijdje kwam het zustertje vragen of ze Lief mocht bellen om mij te komen halen.
“Graag, zei ik bijna smekend.
Ik wilde naar huis. Wég uit dat nare ziekenhuis. Gewoon naar m’n eigen omgeving.
Waar warme koffie was en waar ik wél gewoon mocht eten.
Om daarna weer heel snel op te knappen.

Prettig Parkeren

atos
We delen een carpoort met de buren.En da’s fijn.Voor mijn man en de buurman dan.
Hun auto’s staan altijd keurig geparkeerd onder een afdak. Beschut tegen weer en wind.
Ik daarentegen ben de Sjaak..of zo je wilt de Sjakelien in het verhaal.
Mijn kleine grijze rakker moet om praktische redenen namelijk vaak ergens anders geparkeerd worden.
In één van de zeven parkeervakken aan het eind van de straat.
Dit, omdat mijn man en ik wisselende diensten draaien, dus op verschillende tijdstippen vertrekken en thuis komen.
En ik daardoor anders simpelweg de weg versper voor Lief en andersom , als ik mijn auto voor de zijne parkeer.
Enfin, da’s op zich geen punt. Dat wil zeggen: áls het lekker weer is.
Dan hoor je mij niet moeilijk doen over frisse buitenlucht en een paar extra stappen.
Echter,in de winter, als het vijf graden vriest word het een heel ánder verhaal.
Dan sta ik ’s ochtends in het donker héél zielig, met ijskoude vingertoppen mijn ruiten te krabben.
Terwijl Mijn Meneer , als hij moet werken fluitend zijn bolide start.
Zonder enige irritatie van ijsbloemen. Én met heerlijk warme handen.

Maar laatst leek daar verandering in te komen toen de buurman op een middag naar ons toe kwam lopen.
Samen met zijn vrouw had hij een leuk zomerhuisje gekocht in het Limburgse land.
Op een idilysch plekje ,vlakbij het water.
Hij vertelde dat ze er zo vaak als ze wilden, konden verblijven en hij bood ons aan, dat wanneer hij en zijn vrouw in dat huisje zaten ,
ik mijn auto gewoon op zijn plek mocht parkeren.
Deels om mij te plezieren, deels om hun huis bewoonbaar te laten kijken voor ongenode gasten.
Nou, dat vond ik symphatiek! Twee vliegen in één klap en súperhandig voor mij.
Vanaf die tijd parkeerde ik regelmatig mijn auto op zijn plek.
In het begin een beetje vreemd, maar al snel genoot ik van het feit dat we tijdens hun afwezigheid een ruime parkeergelegenheid
naast ons huis hadden.
Sterker nog: ik ging er bijna naar uit kijken dat ze weer gíngen!
Zodra de rolluiken naar beneden gingen, maakte mijn hart een sprongetje.
Want de rolluiken dicht betekende: buren weg, dus extra parkeeruimte.
M’n Lief zag al snel een ritme komen in hun vertrek. Ik niet. Dus parkeerde ik mijn autootje keurig op de parkeerplaats.
“Parkeer je auto gewoon lekker bij de buurman, sprak Lief toen ik m’n auto weer eens in één van de parkeervakken reed.
“Ze zijn tóch weg….kijk máar de rolluiken zijn naar beneden…”
Ik haalde mijn schouders op..
“Kweenie…zometeen komen ze alweer terug en dan staat mijn auto dáár!”, sprak mijn nimmer in de steek latende voorgevoel.
Lief schudde zijn hoofd.
“Daar hoef je niet bang voor te zijn, ze komen altijd pas op zondagavond thuis,overtuigde hij mij…écht!”
Nadat ik die middag de weekendboodschappen had gedaan besloot ik Lief zijn advies ter harte te nemen en
mijn autootje naast die van hem te parkeren.

Lief had avonddienst en ik besloot er een heerlijke me-time avond van te maken.
Nadat ik gegeten had sloot ik me op in de badkamer voor een heerlijk gezichtsmaskertje en een uitgebreide haarwas-sessie.
Toen de deurbel ging. Dat is vast collecte , dacht ik, terwijl ik het maskertje over mijn gezicht verdeelde.
Ik besloot dat niets of niemand mijn verwen-uurtje af kon pakken en negeerde de bel.
Maar dat duurde niet lang of ik hoorde hem weer. Nu harder en langer.
Ik keek in de spiegel van de badkamer en begon tegen m’n evenbeeld te praten:
‘Is collecte, fluisterde ik zachtjes..niks aan de hand, gaan vanzelf weg..”
Maar tóen ging de bel weer en nu nóg indringerder.
En toen wist ik dat er écht iets moest zijn.
Iets waar ik héél hard bij nodig was en wel méteen.
Ik kreeg meteen de meest enge scenarios voor ogen van bebloede mensen die, in mijn altijd zo rustige straatje,
waren beroofd van hun portemonnee en nu dringend mijn hulp nodig hadden.
Of van mijn zwager die, rillend in zijn joggingpak op blote voeten voor mijn deur stond, omdat ‘tie zichzelf per ongeluk buiten gesloten had.
Ik spoelde het masker van m’n gezicht, schoot in het eerste beste kledingstuk wat naast mij lag en rende naar beneden.
Even aarzelde ik nog, omdat het aardedonker was, maar toen maakte ik de deur open.
En wie stond er voor de deur? De buurvrouw! Ja,precies: de buurvrouw!
Ze hoefde niks te zeggen, want toen ik haar gezicht zag wist ik het meteen. Mijn auto!
“M’n a..auto,stamelde ik..sorry ..ik dacht..”
Ik gritste mijn autosleutels van de kapstok, vloog naar buiten en wist niet hoe snel ik m’n auto weg moest rijden.
De ronkende motor in wachtstand van de buurman klonk als een mitrieur.
Beschaamd reed ik mijn auto naar één van de parkeervakken aan het eind van de straat.
En boos sistte ik tegen de spiegeling van mijn evenbeeld in de voorruit: “Zie je wel!”
Met mijn hoofd gebogen liep ik terug naar m’n voordeur.
Daar stonden buuf en buurman hun koffers nog uit de kofferbak te halen.
“Sorry hoor, zei ik nogmaals, ik dacht écht dat jullie….”, en vertelde haar iets over ritme en vanzelfsprekenheid.
De buurvrouw schudde zachtjes haar hoofd.
“Nee er zit geen ritme in, hoor, glimlachtte ze, de ene keer komen we iets eerder thuis dan de ander keer”.
En meer gebiedend: “Dus zet ‘m er maar niet meer neer,voortaan”
Ik zuchtte en stak de sleutel in de voordeur.
” Nee, dat dóe ik écht niet meer, hoor, belóófd!”,riep ik.
Eenmaal binnen plofte ik op de bank.
Daar gíng m’n avond! Stómme rolluiken én stómme parkeerplaatsen.
Ik had ineens geen zin meer in maskertjes en andere verwennerijen en besloot een lekkere kop thee te zetten.
Om dit voorval te verwerken en om goed tot me door te laten dringen dat mijn bonus- parkeerplaats vanaf
nu écht verleden tijd was.
Voorgoed.

Tweehonderd Tompoucen

tompuceblog

Ik werk in een bakkerij van een supermarkt en hou van het Koningshuis.
Wat heeft dat nou met elkaar te maken?, hoor ik je denken. Nou, héél veel.
Zóveel, dat deze twee ogenschijnlijk héél verschillende feiten mij en mijn bedrijfsleider jaren terug een slapeloze nacht hebben bezorgd.
En dat voorval komt telkens weer akelig bovendrijven als er een Koningsdag in aantocht is.
Ik zal je vertellen hoe dat kwam.

Zoals gezegd: ik werk dus in een bakkerij, waar ik samen met mijn collega’s zorg voor de aanvoer van brood.
En als ik zeg: ‘ brood ‘, dan bedoel ik dat in al z’n volheid.
Van krentebrood, suikerbrood, mueslibrood, saucijzenbroodjes tot weet – ik – niet – wat voor brood.
Maar ook gebak. Véél gebak.
Die producten komen niet vanzelf binnen, maar moeten uiteraard besteld worden.
Bij grote partijen is het voor het distributiekantoor makkelijker als de voorraad die je wil hebben een paar weken
van te voren word ingetekend.
Zo ook die bewuste dag toen ik naar het bestelkantoortje liep om mijn bestellingen te plaatsen.
Het was een week voor Koningsdag en op de folder zag ik een grote afbeelding van oranje tompoucen.
Je zou zeggen dat mijn Koningsgezinde hart een sprongetje maakte, maar in plaats daarvan keek ik wazig naar mijn computerscherm.
Oranje tompoucen?? Die was ik nog niet eerder tegengekomen in mijn computer en dat betekende maar één ding: Ze waren niet ingetekend!
Snel zocht ik naar de levering-status van de oranje tompoucen voor onze winkel en daar werd mijn vermoeden bevestigd.
Boven het bestelschema stond : ‘ De voorraad die u heeft besteld = 0 ‘
Nul, noppes, nada!
Ik voelde m’n wenkbrauwen fronsen. Hoe kón dat nóu?
Een paar weken terug was ik bij de intekening helemaal geen oranje tompoucen tegen gekomen!
Inmiddels voelde ik mijn wangen steeds warmer worden, maar besloot rustig te blijven.
Gelukkig had ik deze stommiteit anderhalve week voordat Koningsdag begon ontdekt.
Dus was er, hoe dan ook, vast nog wel een mogelijkheid om de oranje tompoucen alsnog te bestellen.
Op kantoor lichte ik met kleine paniek in mijn stem de bedrijfsleider in.
“Mmm…mompelde hij, ik zal eens kijken wat ik nog kan doen…je hoort nog! ”
Al zuchtend liep ik uit zijn kantoortjes en bad zachtjes : “Help Heer, voor U is niks onmogelijk.. schrijft U alsjeblieft in dat vakje van
die tompoucen alsnóg tweehonderd…”

Halverweg de ochtend kwam m’n bedrijfsleider naar me toe.
Zijn gezicht stond niet hoopvol en ik vreesde het ergste.
“Ik heb goed nieuws en slecht nieuws..”, zei hij met een zware stem.
” Het goede nieuws is: we kunnen nog wel 200 tompoucen krijgen…”
En meteen daarachteraan: ” …maar het slechte nieuws…ze zijn dan wel róze! ”
Hij stak zijn beide armen in zijn zij, zuchtte eens diep en keek me zwijgend aan.
“Dus….”,onderbrak hij toen de stilte.
Ik keek hem vol ongeloof aan en fronstte mijn wenkbrauwen.
Hoezó wél róze? Hoe moeilijk kon het zijn om van dat roze glazuurtje oranje te maken?
Een kleuter zou nog wel weten dat hij er een likje geel door moest mengen.
Wilde dan niemand in die tompoucenfabriek de moeite nemen om een bekertje gele vloeistof door het roze glazuur
heen te gooien?
Ik voelde mijn gezicht betrekken en trok m’n schouders op.
“We hebben geen keus,zei ik, we móeten die tompoucen hebben…maar eigenlijk kunnen we het tóch niet máken roze tompoucen
op Koningsdag! ”
M’n bedrijfsleider knikte. “Het enige wat we kunnen doen is het creatief oplossen, zei hij, ik ga met je meedenken…”
Ik wilde me het liefst in een grot verstoppen en er pas ná Koningsdag weer uitkomen.
Want deze misere was uiteindelijk allemaal mijn schuld!
In gedachten zag ik al de vreemde blikken en vraagtekens in de ogen van klanten.
Die volledig in de war waren bij de aanblik van zoveel roze in de toonbank. Notabene in een Oranje week !

Die nacht kon ik niet slapen.
Ineens vond ik Koningsdag niet meer zo leuk.
En alhoewel ik er altijd naar uitkeek en zo genoot van die Hollandse kneuterigheid, vond ik het nu ineens héél stom; al dat oranje-gedoe.
Wie had dat eigenlijk ooit bedácht,dat je tompouce oránje moest zijn op Koningsdag?
Waarom mocht ‘tie niet gewoon róze blijven?
Dan hadden we nu geen probleem gehad!

De volgende dag ging ik met een steen in mijn maag naar m’n werk
Ik kan had geen oog dicht gedaan,maar mijn bedrijfsleider ook niet.
Die had de hele nacht zijn hersens gekraakt over een creatieve oplossing.
En,warempel, die had hij gevonden!
Terwijl ik in de kantine mijn schort aan trok, kwam hij naar me toe.
“Kijk ‘es wat ik heb, Aniet”, zei hij en hij wapperde met een wit A 4 -tje.
Hij sneed twee plakbandjes af en plaktte die aan het papier.
“Die hangen we er gewoon bij vandaag! ”
Ik pakte het papier aan en met grote vetgedrukte letters stond er:

“Er is vannacht iets mysterieus gebeurd
Al onze oranje tompoucen zijn plots roze gekleurd
Hopelijk ben u in uw hart zo oranjegezind
dat u dat roze kleurtje ook prima vind’
Wij wensen u een fijne Koningsdag
en hopen dat de tompouce u smaken mag!’

“Nouja! Dit is geniaal! ” , gilde ik, je bent géwéldig!’
Ik haaste me opgelucht naar de afdeling en nadat ik alle tompoucen had gevuld, hing ik het papier duidelijk
zichtbaar voor mijn toonbank.
Die dag heb ik alleen maar glimlachende klanten voorbij zien komen.
Er was die ochtend geén één klant die een probleem maakte van dat roze.
Aan het eind van de ochtend was de hele toonbank leeg en sloten we de winkel af.
Alle tompoucen waren op! Wat was ik blij en opgelucht.
Dankbaar reed ik naar huis.
Ik voelde een glimlach op mijn gezicht ,toen ik langs oranje-versierde straten en wapperende rood-wit-blauwe-vlaggen reed.
En ik genoot van al die franje. Of het nou roze was of oránje.

Kibbeling

l_kibbeling-vrijstaand_000
Soms ontmoet je onverwachts mensen met een speciale gave.
En dan heb ik het niet over mensen die uitzonderlijke prestaties leveren in de sport, in de muziek of
in het bedrijfsleven.
Nee, dan heb ik het over mensen die op het eerste gezicht ‘ talent-loos’ lijken.
Maar bij wie dat talent op de juiste tijd en plaats, héél goed uitkomt.
Het zogenaamde ‘ik gebruik jou voor mijn gemak -talent’.

Zoals laatst toen ik op een donderdagmiddag gezellig met m’n schoonmoeder naar het winkelcentrum ging.
Er was die week een nieuwe groentenzaak geopend, die ik eerder die week had ontdekt.
Eenmaal binnen waande ik me in een heus paradijs.
Dit lang leegstaande pand was in korte tijd omgetoverd tot een prachtige zaak vol met verse groenten en heerlijk fruit.
Maar ook met noten en zaden, zelfgemaakte soepen, salades én zelfs chocola !
Prachtige uitgestald in ruime schappen met proefbakjes voor de liefhebbers.
Zodra je het winkelcentrum binnen stapte rook je van een afstand al de heerlijke geur van zoete sinaasappels en
vers gesneden ananas.
Oók ík werd dus als een magneet naar binnen getrokken om er vervolgens na een kwartier weer uit te komen met een tas
vól vitamine C.
Het moge duidelijk zijn,ik was fan! En vond deze nieuwe groenteboer een enorme aanwinst voor het dorp.
Dat moest m’n schoonmoeder, die bij mij in het dorp woont, óók weten ,vond ik.
Dus besloot ik met haar af te spreken.
Om nog eens te gaan. Naar die groentezaak, maar dan met háar.
Dus togen wij, die dondermiddag samen gezellig naar het winkelcentrum.
We bezochten de groentenboer, de drogist, de supermarkt, dronken heerlijk warme chocolademelk met slagroom en vermaakten
ons die middag uitstekend.
Tot ik aan mijn schoonmoeders’ gezicht zag dat zij een beetje moe begon te worden.
“Zullen we zo maar eens naar huis gaan ? , stelde ik voor.
Ze knikte. ” Ja ik ben nu ook wel een beetje moe nu..zei ze . En ik begreep dat.
Als bijna 80-jarige had ik haar bijna een halve marathon laten lopen door het winkelcentrum en nu verlangde mijn schoonmoeder weer
heerlijk naar haar eigen relax fauteuil bij de verwarming.
“Vind u het goed als we, voor we naar de auto gaan, nog even langs de viskraam lopen? “, vroeg ik, dan neem ik een visje mee voor vanavond”
Ze keek me dromerig aan. “Wat zeg je?” ,vroeg ze.Toen wist ik dat ze écht moe was.
“Weet u wat? , zei ik en ik pakte haar bij haar schouder. “Als u hier nu even wacht…”
Ik wees op het bankje, wat zo’n twee meter bij ons vandaan stond.
“Dan ren ik even snel heen en weer naar de viskraam…ik ben zo terug…kunt u even lekker zitten…”
Ze kniktte opgelucht. We liepen samen naar het bankje, waar nog twee bejaarde dames zaten.
Als die iets verder naar elkaar toe kropen was er precies nog een gaatje voor m’n schoonmoeder.
Ietwat schalks keken de dames ons aan.
“Mijn schoonmoeder past er vast nog wel bij ,tóch? “, vroeg ik.
De dames zeiden niet veel ,maar gaven mij een zuinig bevestigend knikje en schoven een stukje opzij.
Met een vriendelijk ‘Goedemiddag’ ging m’n schoonmoeder zitten.
“Dan ben ik even snel naar de viskraam, hoor”, zei ik . M’n schoonmoeder glimlachtte.
“Doe maar lekker op je gemak, zei ze, ik zit hier prima!”, en ze leunde ontspannen achterover.
En toen kwam het moment.
Terwijl ik weg wilde lopen voelde ik ineens dat er aan m’n mouw werd getrokken.
Het was één van de dames van het bankje. “Ga je naar de viskraam? “, vroeg ze kort.
Ik knikte. “Ja klopt!”antwoorde ik.
“Wacht even!”, gebood ze toen. Ze graaide in haar jaszak en haalde er in één beweging een hand muntgeld uit.
“Eén bakje kibbeling alsjeblieft, ’t is precies tweeeurovijftig….als je tóch gaat!”
Uit haar hand liet ze tientallen muntjes in mijn hand vallen. Ik had geen keus.
“Oké…komt goed, zei ik en liep richting viskraam. Onderweg gooide ik al het kleingeld in m’n portemonnee.
Bij de viskraam zou ik wel pinnen.

‘Wat zal het wezen?’ vroeg het meisje van de viskraam verveeld.
‘Drie porties kibbeling,’ zei ik
Het meisje graaide de gepaneerde stukken vis uit de toonbank en wierp ze in het vet.
“Kunt u er één apart inpakken? ‘,vroeg ik. Het meisje knikte.
“Ja… die is voor m’n moeder…,loog ik, da’s niet handig dan zo bij elkaar, hé? ”
Ik wist ook niet waarom ik dat zei en waarom ik me van mezelf zo moest verontschuldigen en m’n móeders naam misbruikte.
De visvrouw moest eens weten dat mijn moeder vijfendertig kilometer verderop, gewoon samen met mijn vader,
aan een gehaktbal met sperziebonen zat en dat die kibbeling gewoon voor een wildvreemde was!
Na vijf minuten kreeg ik de drie porties in vetvrij papier verpakt aangereikt.Verdeeld in twee aparte plastic zakjes.
En ik liep weer terug van de markt naar het winkelcentrum.

“”Hier ben ik weer ,hoor!”
Enthousiast zwaaide ik met mijn zakjes kibbeling naar mijn schoonmoeder en gaf één portie kibbeling aan de mevrouw naast haar.
Ik kreeg een kort ‘dankjewel ‘.
M’n schoonmoeder stond, inmiddels uitgerust,weer op.
“Dan gaan we lekker naar de auto”,zei ze en groette de twee gedag.
Door het winkelcentrum liepen we gearmd naar de parkeerplaats.
“Was het nog een beetje gezellig op het bankje?”, vroeg ik, terwijl we het winkelcentrum uitliepen.
Mijn schoonmoeder haalde haar schouders op.
“Ze vonden het té lang duren….zei ze.
Ik fronstte m’n wenkbrauwen. ” Té láng? “reageerde ik verbaasd.
Ze begon te grinneken.
“Ja, ik zei al, er staat altijd een flinke rij voor die kraam…..ze kan niet vliegen..anders had ú zélf…”
“Nóu….mopperde ik beledigd en trok een quasi boos gezicht.
“Als ik er niet was geweest ,dan….dan….”
…..had ze áchter het net gevist!”,vulde m’n schoonmoeder gevat aan.
“Precies”, giechelde ik
Als twee lachende pubers stapten we in de auto.

KRUIMELDIEF

broodkruimels-973x646Vroeger dacht ik als kind bij het gebod ‘Gij zult niet stelen.’ al snel aan topcriminelen, plunderaars en ‘grote graaiers’ bij de banken.
Bij het groeien naar het volle wasdom weet ik inmiddels dat dieven er niet uitzien zoals de Zware Jongens in Donald Duck.
En dat niet elke dief een stoppelbaardje draagt en een zwarte zonnebril. Integendeel!
Nee, helaas ben ik er achter gekomen dat er onder een boef, schurk of crimineel vaak een schattige verschijning schuil gaat.
Wat er voor zorgt dat je zelf, eerder dan je denkt, ongewild slachtoffer word van hun praktijken.
Oké, misschien ben ik een beetje naief of te goed van vertrouwen. Dat geef ik meteen toe.
Maar om daar nou meteen misbruik van te maken!

In de bakkerij, waar ik werk word brood gesneden. Stapels brood!
Om je een idee te geven: op een doordeweekse dag gaan er zo’n vijhonderd broden door twee snijmachines heen.
Dat zorgt voor kruimels, enorm veel kruimels.
En al die kruimels vallen tijdens het snijden in een grote bak die onder de machines is gemonteerd.
Hartstikke handig bedacht, anders zou je de hele dag maar kruimels blijven vegen.
Aan het eind van de dag kiep je de bak leeg boven een vuilnisbak en wég zijn de kruimels.
Zónde eigenlijk, want van al die kruimels zou je zo weer twee broden kunnen bakken, zóveel zijn het er.
Maar ik zag het gewoon als afval. Onbruikbaar. Hupsakee, wég, ik schonk er geen aandacht aan.
Maar Gerrit wel. Hij vond dat zonde.Gerrit was een klant.
Een gezellige grijze meneer met bierbuik en een veel te hoog opgehesen broek met bretels.
Die ooit een halfje bruin kwam kopen en toen tot zijn verbijstering zag dat de kruimels in de vuilnisbak belandde.
“Gooien jullie dat allemaal wég? “, vroeg hij destijds geschokt en noemde het verspilling.
“Ik heb fazanten en ganzen achter op mijn erf lopen, vertelde hij en vroeg of we die zak met kruimels niet voor hem konden bewaren?
Collega en ik hadden heftig geknikt en “Natuurlijk! “geroepen. En sinds die tijd bewaarde we de kruimels voor Gerrit.
Tussen het verpakkingsmateriaal stond elke week een grote vuilniszak vol kruimels op Gerrit te wachten.
Tot die ene dag.

Ik was nietsvermoedend bezig wat eierkoeken bij te vullen toen ze ineens voor me stonden: Twee politieagenten.
“Goedemiddag dame”, groette de twee, we zijn zojuist gebeld door uw werkgever voor winkeldiefstal. Kunt u ons de weg naar het kantoor wijzen? ”
Ik knikkte geschrokken en liep voor de twee mannen uit naar het kantoor.
“Kijk eens mannen, hier is het….,wees ik en wilde weglopen, maar mijn nieuwsgierigheid won het van mijn beschaving.
Ik ging op mijn tenen staan en kon nog nét door het raampje naar binnen kijken wie de dader was.
Ik verwachte een puisterige puber , die zich in zijn pauze een frikandelbroodje had toegeigend.
Maar tot mijn verbijstering zag ik vanuit mijn ooghoek dat Gerrit op het kantoortje zat.
Zjn hoofd gebogen tussen zijn benen geklemd. De vuilniszak voor hem op de grond.
Ik stond perplex. Gerrit? Dat kon toch niet. Verdwaasd liep ik terug naar de afdeling.
“Je raad nooit wie er op het kantoortje zit, fluisterde ik naar m’n collega. Ze haalde haar schouders op.
‘Je gelooft het niet!”, zei ik zachtjes,Gerrit !!, die man van die kruimels!
Hij zit erbij als een klein kind. Alsof hij net is betrapt door z’n moeder op het stelen van een snoepje .”
Ik zag mijn collega ongeloofwaardig haar hoofd schudden. “Dat meen je niet! ”
Het duurde misschien een kwartier en toen kwamen de politieagenten weer naar buiten. Met Gerrit tussen hen in.
Het leek of ik droomde toen ik het slachtoffer beschaamd ons pand zag verlaten.
Dat was ook meteen de laatste keer dat ik Gerrit heb gezien. Hij kreeg een winkelverbod. Omdat hij had gestolen.
Ik had gehoopt dat hij per ongeluk vergeten was een chocoladereep of een rol drop af te rekenen.
Maar nee, de héle vuilniszak zat vól. Tussen alle kruimels had hij een hele week boodschappen verstopt.
Die gekke slimme Gerrit had gewoon mijn kruimelzak gebruikt als een soort van grabbelton. Voor thuis dan.
En thuis had hij ( ik veronderstel namelijk dat dit niet de eerste keer was) triomfantelijk de buit uit de vuilniszak gegrabbeld.
Met een grote dankbare glimlach om z’n mond.
Omdat niemand door had dat die kruimels helemaal niet voor zijn fazanten of ganzen waren.
Of misschien ook wél, maar méér voor Gerrit zélf.
Die het slachtoffer handig gebruikte als afleidingmanoevre en waar waar wij, als winkelpersoneel massaal intraptte.
Omdat Gerrit zo’n sociale gezellige aardige bejaarde man leek. Die goed was voor zijn dieren.
Ik was boos en beledigd. Gerrit had mijn vertrouwen beschaamd.
Maar ik was ook verward. Want ik dacht enige mensenkennis te bezitten. Niet dus.
Toch besloot ik mijn vertouwen in de mensheid niet op te geven.
Het idee dat ik iedereen bijvoorbaat moest wantrouwen voelde helemaal niet goed.
Dat was dit voorval niet waard.
Dus tot de dag van vandaag, pak ik nog steeds een zakje kruimels uit de la.
Als er een mevrouw vraagt of ze wat kruimels mag omdat ze met haar kleuter eendjes wil gaan voeren.
Want aan zo’n plezierig tafereeltje wil ik graag mijn bijdrage leveren.
Maar ik ben alert. Feit blijft nu eenmaal dat niet alles is wat het lijkt. Helaas, dat is nu eenmaal zo.
En Gerrit?
Ach, ik hoop dat hij spijt heeft gekregen. En dat het bij de ene keer is gebleven.
We maken tenslotte allemaal fouten.
Ik heb het hem inmiddels vergeven.

 

Koffie in de kerk

jubileeKoffie. Ik houd ervan.
Koffie staat voor mij gelijk aan gezelligheid en warmte.
Athans dat stond het tot voor kort.
Tot de ene zondag .
Sindsdien weet ik dat koffie ook voor een schuldgevoel kan zorgen. Een groot schuldgevoel.
Ik zal je vertellen hoe dat komt.
Zo’n twee jaar geleden werd ik gevraagd om koffie te schenken.
In de kerk, bij de catering.
Leuk!,dacht ik, en dat bléék.
Ik kwam in een geoliede machine van lieve mensen.
Die onder leiding van Joop en Helna met hart en ziel elke zondagochtend voor die warmte en gezelligheid na afloop van de dienst zorgde.
Ik smeerde krentenbollen, lag die samen met eierkoeken op grote zilveren schalen,vulde de grote koffieketels met koffie en zette kopjes klaar.
Helemaal mijn ding. Tot laatst.
“Zet jij een keer de koffie aan tijdens de dienst?”, vroeg Joop, terwijl ik mijn mes uit de boter haalde.
Ik knikte ietwat schuw en vouwde een gesmeerde krentenbol dicht.
Met al die knopjes en stekkers zag het professionele koffieautomaat er nou niet bepaald uit als mijn ouderwets gezellige koffieapparaatje thuis.
“Hmm..mompelde ik,…ik ben niet zo goed in die ingewikkelde dingen en knopjes, misschien dat jij dat beter gewoon…”
“Dat kan jij best”, bemoedigde Joop mij, en trok me mee naar het lokaal waar de koffieketels stonden.
“Kijk ,wees hij, deze twee knopjes…da’s alles!” Hij gaf me een ferme klop op mijn schouder.
Ik lachte wat nerveus, inmiddels wat meer gerustgesteld en repeteerde zijn tekst in m’n hoofd:
“Linkse knopje boven …derde knopje rechts….wat kon me nog gebeuren?”
“Komt goed!’, zei ik stoer, om mezelf moed in te spreken, pakte m’n tas en zocht een plekje in de kerk.
Tijdens de collecte was het moment dáar om mijn taak te gaan vervullen.
Ik liep door de klapdeur naar het lokaal waar de twee ketels stonden.
“Linkse knopje boven…derde knopje rechts”, mompelde ik zachtjes voor mij uit.
Ik drukte de twee knopjes in en na enkele seconden hoorde ik gepruttel van kokend water uit de ketel komen.
“Yes! Het was gelukt!
Binnen no-time zou de hele ketel zich met koffie vullen en de hele gemeente zou na afloop genieten van een heerlijke bak koffie .
Voldaan liep ik terug naar de kerkzaal.
Ik luisterde aandachtig naar de preek en nét voor de preek zou eindigen stond ik samen met H.,die ook dienst had, op.
Maar eenmaal aangekomen in het keukentje keek H. me fronsend aan.
“Waar is de koffieketel? “,vroeg ze.
Ik haalde mijn schouders op. “Die zou Joop halen en hier neer zetten”, antwoordde ik verbaasd.
Maar er was geen Joop te zien en óók geen koffieketel.
In luttele seconden besefte ik dat er iets onheilspellends gaande was of nog stond te gebeuren.
Want als er iemand consequent en secuur was met de koffieketel, dan was Joop het!
Vergeten of nonchalant stond niet in zijn woordenboek.
Dus dat kon maar één ding betekenen!
Het angstzweet brak me uit en ik keek met een bange blik naar H.
“Ik zag Joop nét nog lopen,hoorde ik haar zeggen, hij gebaarde bij de deur zoeven al naar Helna dat er paniek was…..”
Ik voelde mijn hartslag in mijn keel. De knopjes….DE KNOPJES!!
Had ik dan tóch de verkeerde knopjes ingedrukt? Ik wist tóch zéker dat ik het goed had gedaan!
Maar dít móest het wel zijn…het kon niet anders! Zenuwachtig plukte ik aan mijn nagels.
En nú was er natuurlijk geen kóffie,wat een dráma!
Ik keek naar de vloer , op zoek naar een luik ,waar ik me in kon verstoppen, toen ik onze pastor “Amen” hoorde zeggen.
Dat betekende dat de dienst was afgelopen en er koffie was.
Althans dat dachten de mensen. Maar er wás geen koffie.
We opende de rolluiken van het keukentje en daar stonden H. en ik.
Met gesmeerde krentebollen en eierkoeken,maar zónder koffie.
Alsof we in ons nakie stonden!
Maar ineens was daar Joop. Zijn gezicht stond gespannen,maar in zijn blik zag ik dat hij de controle had.
“Over vijf minuten is er koffie,sprak hij gehaast, héél even wachten nog…”
Hij wende zich tot mij en fluisterde toen: “…..je had het kraantje open laten staan…alle koffie was op de vloer gelopen…”
Ik keek ‘m aan alsof ik water zag branden.
“K..kraantje?,stamelde ik.
Ik had me gefocust op de knopjes en me totaal niet bezig gehouden met een eventueel openstaand kraantje!!
Ik voelde me wangen rood kleuren en kon geen woord meer uitbrengen.
Voor de balie had zich inmiddels een rij gevormd met uitgedroogde kerkgangers die ons smekend aankeken.
“De koffie komt er zo aan,hoorde ik H. zeggen, ..er is even iets fout gegaan”
Iets fout gegaan.! Dit was één grote catastrofe! En de Grote Veroorzaker was ik!
Terwijl ik net stond te hopen op een ‘water veranderen in wijn’-wonder ,was daar ineens Joop weer.
Godzijdank mét ketel! Ik slaakte een diepe zucht .
Als of er niets aan de hand was zette hij de zware ketel op de balie .
Vakkundig schonk H. de kopjes vól en ik ontfermde me over de thee.
Ik moet eruit gezien hebben als een zombie die vol -automatisch een paar thermoskannen leeg schonk,want m’n hoofd was er niet bij.
Ondertussen waren Joop en Helna zo’n vijftien liter koffie van de vloer aan ’t boenen.
“Het kan gebeuren,joh”,zei Joop me even later terwijl ik minstens honderd keer m’n excuses had aangeboden en sloeg me amicaal op mn rug.
Súper lief en héél christelijk óók; die vergevingsgezindheid van hem vond ik, maar ik wilde het liefst hard weg rennen.
“Je gaat nou toch niet je ontslag indienen,hé? “lachtte hij alsof hij m’n gedachten raden kon.
Ik besloot in één seconde mijn eigen lompheid tegen het plezier af te wegen en schudde m’n hoofd.
Het enige wat ik wilde was een bak koffie.
Voor mezelf. Een héle sterke.

Trein Terreur:)

zandsculptuurAfgelopen zondag ging de preek in onze kerk over de bescherming van God.
Een mens is niet gemaakt om te leven uit angst of onzekerheid.
In deze onzekere tijden van terreur kunnen aanslagen en dat soort andere zaken ervoor zorgen dat jij en ik ons onveilig kunnen voelen.
Onze keuze is om je beschermd te weten door God, zodat je vrij kunt worden van angst.
“Angst en vrees is óók een geloof,maar dan alleen is z’n achteruit,hoor ik onze pastor zeggen.Geloven is vertrouwen,vreest niet!”
Deze preek lijkt speciaal voor mij.
Want als er één een angsthaas, een schijtlijster en een watje is, ben ik het .
Dus vanaf zondagochtend besluit ik :
Anita, vrees niet ,geloof alleen!
Maar mijn geloof word de volgende dag al heel snel op de proef gesteld als ik onverwacht in een buitengewoon benarde situatie beland.
Omdat de weersvoorspellingen goed zijn besluiten we het begin van onze tweede vakantieweek een ‘buitenaktiviteit’op te zoeken.
Mijn oog valt op een Zandsculpturenfestijn in Garderen.
Het woord festijn lijkt iets overdreven voor een paar zandkastelen,maar eenmaal aangekomen waan ik me in een heus paradijs.
De omliggende beeldentuin is prachtig aangelegd met kleurige planten.
Er zijn brocante winkeltjes achter oude gevels ,tuinkabouters van Rien Poortvliet en er zijn schattige prieeltjes waar je koffie met appeltaart kunt krijgen.
Plus dan die zandsculpturen. Gelukkiger kun je me niet maken!
We bezoeken de binnen-tentoonstelling met bijzonder mooie zandkunstwerken in jaren 50 setting en doen fanatiek mee aan een gezelschapspellenquiz van zand.
Na een broodje kroket op het terras zie ik ineens tot mijn grote vreugde dat je ook een ritje kunt maken in een traptreintje dat boven het publiek rijdt, om van boven de mooiste foto’s te maken.
Op zulke momenten komt mijn kindertijd in alle hevigheid naar boven en
‘wil-ik-ook’.
We stappen in het treintje,wat doet denken aan een Fred Flintstone auto ; een stalen kooi op houten boomstamwielen.
Enthousiast trappen we onszelf vooruit.
Vanaf boven schieten we mooie plaatjes en ik verbaas me over het bijzondere effect van foto’s-bovenaf,als we weer verder willen trappen.
Maar wat schetst m’n verbazing?
De kooi is met geen tien trappen meer vooruit te krijgen.
Angstig kijk ik naar de mensen onder ons, die inmiddels stil zijn blijven staan en ons vanaf een meter of vijf schaapachtig aanstaren.
“Hij doet niks méér”,lacht Mijn Meneer naar beneden en geeft mij ondertussen de aanwijzing achteruit te trappen.
“Én nú weer naar vóren, misschien krijgt ‘tie dan weer grip”, glimlacht hij.
Ik hoor mezelf kinderachtig, maar nerveus giechelen en zie dat er zich onder ons steeds meer mensen verzamelen.
Machteloos besef ineens dat we ongewild de hoofpersonages zijn geworden van een voorstelling in een openluchttheater.
“O hellup, hoor ik mezelf zuchten..die mensen kwamen tóch voor die zandkastélen?”
Lief naast mij blijft even nuchter als altijd en doet alsof al ons publiek ineens naar een bijzondere tropische vogel in de blauwe wolkenlucht kijkt in plaats van naar ons, maar ik voel me met de seconde onrustiger worden.
“Moet je al die mensen zien kijken!”,wijs ik naar beneden om mijn Lief weer terug in de realiteit te krijgen,maar deze vertrekt geen spier. Behalve dan zijn kuitspieren om onze Flintstone car weer in beweging te krijgen.
En ja hoor, dan ineens, na verwoede pogingen komt er weer beweging in het ding .
“Jááá…Joehóe ,hoor ik een oudere meneer onder ons aanmoedigend juichen.
Ik voel ons zwaar bekeken en kijk ietwat beschaamd opzij.
“Nu moeten we dóórtrappen en niet meer stóppen, fluistert hubby lachend en trapt als ware hij Michael Boogaard in zijn hoogtijdagen.
Niet veel later bereiken we het stationnetje.
Lief trekt aan de deur van de kooi, om het voertuig te verlaten, maar de deur zit muurvast.
“Húh?, hóe kan dat nou? Hij gaat niet open!”, hoor ik naast me.
“… dúwen, trékken…,gebied ik tegenstrijdig.
“Er zit een beveiliging op, concludeert Lief, ík denk dat’tie nog nét niet dicht genoeg bij het stationnetje is.”
“En nú?”zucht ik. Ik kijk naar beneden, terwijl ik het karretje in beweging probeer te krijgen.
De kooi is blijven steken en moet handmatig van buitenaf verder de rails op geduwd worden.
Maar op het station staat niemand! En dat begrijp ik best.
Want voor mijn gevoel hebben zojuist bijna alle bezoekers van het zandsculpturenfestijn ons ‘pech onderweg gevalletje’ aanschouwt en niemand durft natuurlijk meer in dat treintje!
Ik kijk ietwat wanhopig om me heen, maar besluit nog niet in paniek te raken en rustig af te wachten.
En besluit: Eén: er zijn nog mensen,twéé: ik heb nog frisse lucht en dríe: m’n hubby is er, dus zo erg is het niet.
Ik vraag me net af hoelang onze opsluiting nog duurt als er uit het niets een bejaard echtpaar de trap van het stationnetje op komt lopen.
“Kunnen jullie d’r niet meer uit? “lacht de grijze meneer.
Hij pakt het treintje beet en kijkt ons door de tralies lachend aan.
“Misschien wilt u ons een stukje verder duwen ? “vraagt Lief, die zich inmiddels ook al veel te lang voelt bekeken.
De grijze meneer glimlacht meelevend en geeft een paar rukken aan de kooi,zodat we het stationnetje binnen glijden.
Met ferme kracht trekt Lief aan de tralies en dan ineens vliegt het deurtje open.
Met een dankbare blik naar onze bevrijder stap ik uit en samen lopen we de trap af naar beneden.

Het is inmiddels een half uur later.
Ik draai langzaam aan de kaartenmolen van het brocante winkeltje.
Mijn oog valt op een eenvoudige witte kaart met aquarel geschilderde kleurige ballonnen.
“Soms moet je gewoon los laten”, staat er met sierlijke letters.
Als ik net de kaart uit de standaard graai voel ik ineens een hand op m’n schouder.
Het is de mevrouw van de grijze meneer.
“En ? Een beetje bijgekomen van de treinrit, meid ? ,grinnekt ze.
Ik knik .
“Nóu, doe ik ietwat overdreven, jullie waren precies op de juiste tijd op de juiste plaats. Anders zaten we er nu nóg!”
Ik zet de kaart weer terug in de houder en voel mezelf glimlachen.
Loslaten..en vertrouwen ,tja…..zo eenvoudig is het soms gewoon….

Strandtent

sicily italy
“Kijk lief,dát zouden wij nou ook moeten hebben!”
Ik tik Lief op z’n warme rug.
We liggen op het strand.
Een grote fleurige strandlaken onder ons, maar in de vólle zon.
Onze kleine strandparasol heeft het vorig jaar begeven en op de één op andere manier mis ik het ding.
Zo’n parasol achter je rug beschermt je niet alleen tegen de felle zon,maar creëert ook een soort privéterrasje,waar door je minder in het zicht ligt.
En da’s mooi meegenomen.
Want alhoewel ik heus niet het type ben die zich altijd graag wil verstoppen of altijd onzichtbaar wil zijn,op het strand heb ik die behoefte des temeer.
Tussen al die zongebruinde perfecte lichamen valt de bonus op mijn dijen en billen
en mijn bleke huid niet meer te ontkennen en krijg ik daar per definitie nou niet echt een heel gelukzalig gevoel van.
Nou ben ik niet sowieso niet zo’n strandtype.
Ik vind het best leuk.
Voor een keertje of voor een paar uurtjes dan.
Maar niet te lang, dan ga ik me vervelen.
Dan gaat alles plakken, gaat het zand overal kriebelen en wil ik het liefst naar de strandtent voor een ijsje.
Of naar de toiletten voor een plas. Gewoon om te tijd te doden.
Ik benijd mensen die een hele roman kunnen lezen,een heus zandkasteel kunnen bouwen of gewoon stil kunnen liggen. Mij lukt dat niet. Vraag me niet waarom,maar ik vind het al snel saai.
Terwijl ik me voor de zoveelste keer op mijn buik draai valt m’n oog ineens op een tentje voor ons.
Niet zo zeer op het tentje ,als wel op de vrouwenhand die er steeds achter verschijnt om in een zak M&M’s te graaien.
Dat wekt m’n interesse, want diegene áchter dat tentje moet een vrouw naar m’n hart zijn.
Waarschijnlijk is zij ook niet zo’n strandtype,net als ik.
Anders zat ze niet zo verstopt achter dat tentje.
Maar dacht ze : Waar chocola is,daar is het leven goed.Wijze vrouw. Zij begrijpt waar het leven om draait.
Ik wens op dat moment een uitschuif-arm die tot dichtbij het tentje van mevrouw reikt, maar m’n wens word niet meteen ingewilligd, dus ik besluit om m’n focus af te leiden van de M&M’s en mij op het tentje te concentreren.
“Wát moeten wij óók hebben?”, hoor ik Lief naast me vragen.
Ik wijs naar het stel voor ons. “Zo’n ding..zo’n scherm..”
“Da’s een werptent “, verbetert Lief en komt overeind.
“Werptent?” vraag ik onnozel,
“Ja, die gooi je in de lucht en die staat.”Ik trek geinteresserd m’n wenkbrauwen op.
“Écht?”
Het lijkt me superhandig, geen geklooi met tentstokken, één zwaai en je creëert je eigen plekje.
Een soort plastic hondenhok,maar dan voor mensen.
Je past er misschien net niet in, maar je kunt je er nog net prachtig achter verschuilen.
Zodat niet het gehele strand ziet wie nou die hele zak M&M ’s opeet of hoe jij jezelf als een bejaarde zeeleeuw omdraait op je handdoek.
Ik bedenk me net wáár en wannéér ik van de week het handige tentje ga kopen ,als de eigenaars vanachter de tent tevoorschijn komen.
Een stel van eind dertig met een jochie van een jaar of zes.
Terwijl ik de vrouw het bijna lege zakje M&M’s in haar strandtas zie doen,hoor ik haar tegen de kleuter zeggen:
“Lieverd, help je mee opruimen…we gaan zó naar huis …”
Het stel; ik noem ze even Martin en Marieke in het kader van de M&M’s besluiten dat het genoeg is geweest en maken zich klaar om weg te gaan.
Marieke trekt haar T-shirt over haar bikini en ik zie haar zorgvuldig de handdoeken opvouwen.
Martin ontfermt zich over de tent.
Hij pakt het tentje in één handbeweging op en probeert het ding met een soepele beweging in de daarvoor bestemde ronde zak te krijgen.
Maar het zwoele zomerbriesje wint het duidelijk van Martin en blaast genoeg wind in het werptentje zodat de tent in vorm blijft.
Martin doet verwoed een twee poging,maar ook deze mislukt.
En een derde én zelfs een zevende óók.
Ik zie het ongelukkige gezicht van Martin en voel met hem mee.
“Ik had die tent allang in z’n geheel meegesleurd, fluister ik tegen Lief, zó genant dít!”
“Ik had er snel twee gaten ingemaakt, had ‘m over m’n hoofd getrokken en was hard weggerend”, glimlacht Lief naast me.
Ik probeer mijn lach in te houden en zie hoe Marieke probeert haar man uit de situatie te reddden.
Uit het niets tovert ze ineens de handleiding tevoorschijn.
De handleiding ! Ik voel m’n mondhoeken omhoog krullen.
Dit stel blijkt dus ook maar sinds kort de werptent te hebben ontdekt en zijn nu  voor ons onbedoeld vrijwillige deelnemers van de ultieme ‘werptenten-test’
Zij hebben, net als ik, natuurlijk ook gedacht: Da’s handig! zo’n werptent…maar niet nagedacht hoe te weer ‘ ín te werpen’ was.
Samen bestuderen ze hóe ze het tentje weer mooi in de grote ronde draagtas kunnen krijgen en ontpopt Marieke zich tot een uitstekende assisTENT.
Want warempel , een kwartier later zit de tent dan ook echt weer keurig opgevouwen in de daarvoor bestemde ronde draagzak. Met ietwat gebogen hoofd verlaten ze het strand.
Ik kijk ze na en ik snap ineens dat de term ‘werptent’ méér zegt dat ik in eerste instantie dacht.
Je werpt niet alleen je tent , je mede-strandgangers werpen óók. Maar dan een blík . Op jouw geklungel.
Bij het inpakken dan. Maar daar kom je pas achter als je het ding al hebt gekocht.

We besluiten de dag af te sluiten in de dichtsbijzijnste strandtent.
Samen kijken we hoe de zon in de zee zakt.
“Gezellig hé!” zeg ik terwijl ik een hap van m’n garnalenkroket neem,ik lou tóch mééw…. van ditsoort stwandtentjes,”
Ik zie Lief z’n wenkbrauwen fronsen.
“In plaats van die wérptentjes…leg ik uit.
Lief glimlacht.
….dus tóch maar weer een parasol?”

Antoinet van het toilet

geld
Ik roep vaak ‘Aaaaa….’ als ik iets lief vind. Of schattig of aandoenlijk.
Of zielig. Dan ook.
Bij zielig word de ‘aaaaaa’ zelfs nog iets langer.
Hoogstwaarschijnlijk om onbewust mijn medeleven nog iets meer te laten spreken, denk ik.
Mijn tweelingzus heeft diezelfde afwijking.
Die lange ‘aaaaaa’ hoor ik namelijk ook vaak bij haar.
Daarom ben ik er heilig van overtuigd dat die lange ‘aaaaa’ er bij ons is ingeschapen.
Om andere aardbewoners te laten weten dat we met één klank ons medeleven betuigen in een héle fijne, maar óók in een uiterst rotte situatie.
Zoals laatst. In het centrum van Emmen. Toen we gezellig aan het shoppen waren.
En ik moest plassen. Natuurlijk ! Ik moet altijd plassen als het nét niet uitkomt.
Dit keer terwijl ik in de paskamer stond.
Met drie leuke kledingstukken aan het haakje.
Mama naast me in het andere hokje met nog meer leuke items die wellicht haar bezit zouden worden.
Maar ik had nog maar één kledingstuk gepast of ik voelde mijn blaas al seinen: Schiet op! Dus griste ik het gordijn open en nam de rest aan kledingstukken weer onaangetast mee uit het hok.
“Ik moet plassen…”,reageerde ik op zuslief haar verbaasde gezicht en hing de kledingstukken weer terug in het rek.
“Het zijn páshokjes, geen pláshokjes”, grapte zus en wees naar de overkant.
“Bij de HEMA , dáár kan je plassen..ik loop wel even mee”.
We lieten mama achter het gordijn weten ‘ heel eventjes’ weg te zijn omdat de nood héél hoog was en vlogen naar de overkant.
Bij het HEMA-toilet zat een vrouw aan een tafeltje met een schoteltje muntjes .
Met schort en badslippers . Haar schouders gebogen, haar dikke haardos met een wit lint bijeengebonden in een paardenstaart. Echt zo’n Antoinette vond ik het.
Opgegroeid in een groot gezin op een boerderij op het Drentse platteland, zo stelde ik me voor.
In de jaren tachtig blijven steken én duidelijk meer van het práktische dan van de chárme.
Ze keek ook alsof ze zélf heel nodig moest plassen, maar dat bleek een andere reden te hebben.
Ik schoot in de dichtstbijzijnde hokje om even later weer opgelucht het toilet te verlaten.
“Jullie zijn tweeling zéker?”,vroeg de mevrouw toen ineens, terwijl ze ons van boven naar beneden bekeek, léuk zéker?’
Ik knikte en antwoordde dat zussie een onverwachte bonus voor mijn ouders was , dat ze dat géwéldig vonden én dat ik ook nog steeds erg geniet van het feit dat er een kopie van mijzelf op deze aardbol rondloopt die hetzelfde denkt,vind en dóet.
Maar toen betrok Antoinet ’s gezicht ineens.
“Wees maar blij dat je gewenst was, zei ze ineens, ..ikke niet…”
Het was even stil.
“Ik heb die vloek van niet gewenst zijn over mijn hele leven gevoeld”, ging ze verder.
Slik. Zo’n antwoord had ik niet verwacht.
Ik keek naar zuslief, toen weer naar Antoinet en kreeg ineens veel medelijden met haar. Tegelijkertijd voelde ik een ‘aaaaaaaa’ opborrelen.
Want deze mevrouw had duidelijk de juiste persoon uitgekozen om haar verhaal te vertellen.
En zichtbaar de behoefte om een lange ‘aaaaaaa’ te krijgen van Acceptatie, Aandacht en Aanraking
Ik kreeg het gevoel dat ik op dat moment op de juiste tijd op de juiste plaats was en besloot haar verhaal aan te horen.
Maar het was een lang verhaal.
Te lang, volgens zus, want die trok aan m’n arm. “Kom Aniet, zei ze, mama wacht….”
Ik wenste haar sterkte, vertelde dat ze weldegelijk van waarde was en samen liepen we weg.
“Ze zou een huisdier moeten hebben,” opperde ik.
“Of vrijwilligerswerk , vulde zussie aan , ze moet ménsen om zich heen hebben,hier kwijnt ze ook wég”
Bij de damesmodezaak kwam mama al naar buiten.
“Ik ben al klaar! “lachtte ze en zwaaide triomfantelijk met een volle tas.
Blij en tevreden liet ze haar nieuwe aanwinsten zien.
“Moet jij ook nog even kijken?”vroeg ze .
Ik schudde m’n hoofd. “Nee hoor,we gaan lekker verder”,zei ik
Met z’n drieeen liepen we verder.
Al kletsend en lachend.
En ik dacht aan Antoinette en voelde me rijker dan ooit.

Blamage in de garage

garage

De meeste mensen hebben een aantal kwaliteiten waar ze trots op mogen zijn.
Maar ook een aantal waar ze niet zo graag mee geconfronteerd worden.
Van die laatste heb ik er helaas ook een aantal.
Eentje daarvan is de zogenaamde “ik- zou -toch- zeggen- dat- ik- het- gedaan heb’-kwaliteit.
Een gave, waar ik uiteraard niet trots op ben en waardoor ik telkens hard faal in de openbaarheid.
Voorbeeld:

Onlangs gingen Lief en ik wat drinken met vrienden in de grote stad.
Helemaal leuk en gezellig. Na een warme dag was het heerlijk zwoel op het terras.
Je kent het wel: een lichte schemering, waxinelichtjes op de tafel, een hoop gezelligheid, bitterballen en bier.
En lekker kletsen. Uiteraard. Dat voorál. Picture perfect. Voor even dan.
Niets op die avond deed vermoeden dat het geen ‘happy end ‘ zou worden; die zaterdagavond.
Nouja..uiteindelijk wel, maar niet voordát ik weer een fenomenaal fail-moment had.

Nadat we uitgebreid afscheid hadden genomen van onze vrienden liepen we terug naar de parkeergarage.
Lief gaf me de sleutels en al kletsend reden we richting uitgang. Of meer : we gleden.
Het was zo’n parkeergarage die je kleine broertje vroeger had. Een soort glijbaan-parkeergarage.
Broertje hoefde destijds maar een autootje bovenop het parkeerdek van de garage te zetten en tot zijn grote vreugde volgde het speelgoedautootje automatisch het hele parcour naar de uitgang.
Ik durf te wedden dat de ontwerper van deze ‘volwassen parkeergarage’ diezelfde euforie beleefde in zijn jeugd.
En vervolgens zijn jongensdroom werkelijkheid had laten worden toen hij de kans kreeg.
Maar dat terzijde.
Uiteindelijk stond ook mijn ‘volwassen speelgoedautootje’ na de ellen-lange glijbaan voor de slagboom.
En toen begon de eerste fase-van-de-blamage.
Want terwijl ik hoopte dat mijn autootje naar buiten mocht,zei de slagboom iets anders.
“Je kaartje,siste Meneer naast me….doe erin dán…..”
“Kaartje?!..k..kaartje???”
Ik heb ‘m Lief aangekeken alsof hij Vietnamees sprak.
En toen ging het razendsnel in m’n hoofd.
“Ik had tóch…nee….jij hebt óók niet….stik….ik had tóch….stóm …vergeten…wat nú?”
Ik voelde m’n hart sneller bonzen en m’n ogen gingen sneller als een 3 d camera
Voor me, achter me, links en rechts…ik zag in een halve seconde dat ik muurvast zat.
In m’n achteruitkijkspiegel zag ik alleen maar een steile helling en het enige wat ik kon doen
was stil worden van angst en m’n eigen lompheid. Bloedheet kreeg ik het.
“Ik druk wel even op die HELP-knop wees ik naar Lief, dan komen ze wel’
Heldhaftig sloeg ik een diepe zucht…het zou tóch nog goed komen!
Maar het kwam niet goed…
Diegene die die avond achter de HELP -knop moest zitten zat waarschijnlijk nu op ons stoeltje op ons terras.
Of in z’n schuilkelder of in z’n schulp. Maar niet op de plek waar die moest zitten.
“Kom, zei lief..die de angst in m’n ogen zag…laat mij maar.”
Hij stapte uit en nam kordaat plaats achter het stuur.
“Joh, dat lukt je nooit! “, sprak ik de bemoedigende woorden.
Maar Lief was overtuigd van zijn kwaliteiten.
Hij zette m’n grijze vervoersmiddel in z’n achteruit, gaf plankgas en reed als een malle op de helling achteruit.
Inmiddels kwam een nietsvermoedende automobilist de helling af.
Pure paniek. Van mijn kant dan.
“Ow báh…trilde ik, wat nú?’
Maar mijn nuchtere meneer deed alsof er geen probleem was en keerde de auto vakkundig op de smalle helling
en reed ‘m als een baas naar boven…
Ik ben nog nooit zo blij geweest!
Met mijn Lief .Qua aanvulling.Wat betreft kwaliteiten.
Onmisbaar in mijn geval:)

Wout van het zout

zout

Het alarm op mijn telefoontje gaat bij mij altijd om 05.00uur
Om kwart voor zes zit ik dan in de auto.
Dan is het nog dónker .
Aárde-donker én iedereen slaapt nóg.
Althans zó lijkt het!
Ik vind mezelf télkens weer verschrikkelijk zielig, want zó vroeg opstaan went nóóit.
En is voor iemand als ik die zijn warme bed adoreert net zo erg als een likdoorn op je teen wanneer je de Avondvierdaagse moet lopen.
Maar enfin,als je moet werken,móet je werken, en dat is ook meteen de enige reden dat ik zo vroeg uit bed wil komen.
Werk óf voor chocola.
Anders blijf ik héél graag liggen.
Tot voor kort vond ik mezelf op dit soort momenten nog veel zieliger.
Stond ik tegen de douchekop te mopperen omdat ik vond dat ik op dat tijdstip niet in die douche hoorde te staan
Maar dat ik gewoon zoals iedereen heerlijk warm verstopt hoorde te liggen onder mijn zálige dekbed.
Maar inmiddels heb ik een truc bedacht om beter uit bed te komen.
Elke keer wanneer ik chagrijnig mijn alarm-functie uitzet, denk ik aan Wout.
Wout heb ik zelf verzonnen.
Wout zit namelijk ,de laatste tijd, op het zelfde tijdstip als ik op de weg.
Weliswaar niet in zijn eigen auto,maar op z’n wagen.
Een wagen mét zóut.
Hij werkt namelijk bij de gemeente.
Wout is een beer van een kerel met een baardje van een week.
Hij heeft zo’n hele grote oranje jas met van die fluorescerende stukken.
Als hij dienst heeft, zet hij rond vijven de wekker.
Zijn vrouw, die Truus heet, ligt niet naast hem.
Ze snurkt te hard,daarom mag ze op de logeerkamer.
Als Wout weg gaat brengt hij haar altijd nog een kus
‘Werk ze,schatje’, mompelt Truus dan,doe je voorzichtig?”
Wout hijst zich dan in zijn knáloranje waterafstotende werkbroek, gooit een lik gel in z’n haar en pakt zijn gesmeerde boterhammen uit de koelkast.
En dan rijdt Wout in z’n oude fiatje – want in mijn fantasie heeft hij die -van zijn eengezinswoning naar zijn wagen
En dan zit hij de hele nacht in zijn zout- wagen.
Zodat ik de volgende dag een stuk minder glad wegdek heb.
En weer veilig op mijn werk aan kom.
Om de gehele Gorkumse bevolking van brood te voorzien.
Dus je begrijpt het ál ,tegenwoordig wanneer ik nog half slaperig de ham-kaas croissantjes in de oven schuif ,dan denk ik aan Wout én zijn collega’s.
Ja,précies,aan die mensen denk ik wanneer ik ‘s ochtends vroeg mijn bed niet uit wil.
Dat het allemaal veel erger kan.
Dat ik in ieder geval niet om zes uur ‘s ochtends in mijn fluorescerende tuinbroek in een zout-wagen hoef te zitten.
Maar bij een warme oven mag staan.
Ik bedenk me ineens dat Wout na zijn dienst best een warm ham-kaascroissantje bij me mag komen halen.
Als dank…
Of om zijn Truus mee te verassen.
Als hij in zijn vrije weekend eindelijk samen met haar ontbijt…

Oviebollen?!

zelf_oliebollen_bakken

Vanmorgen was ik met mijn gedachten weer even terug in de tijd.
De tijd dat ik een klein meisje was en papa traditioneel op Oudejaarsdag oliebollen stond te bakken in de keuken.Met een ijslepel liet papa elk hoopje beslag zorgvuldig in de pan glijden.
Even terug in de jaren tachtig zie ik nog de emmer met oliebollen-beslag met een vochtige theedoek erover voor de kachel staan.
Want het beslag moest goed rijzen. Daar werden ze het lekkerst van.
Om vervolgens een paar uur later samen met mijn moeder en zus aan de tafel de eerste oliebollen ‘te keuren’ bij een kopje thee.
Het gepruttel van de bollen in het vet , de grammofoonplaat die kerstliedjes liet klinken en die oliebollengeur die nog dagenlang in huis hing; pure nostalgie!
En hoe dat nu kwam, die herinnering vanmorgen, dat kwam zó :

Toen ik vanmorgen achteloos door mijn supermarkt liep kwam ik ze tegen : OVIEBollen!
Nee, dit is geen typefout, je leest het goed: Oviebollen!
Iedereen die liever geen friteuse gebruikt of geen friteuse heeft, kan vanaf nu met Oud & Nieuw een schaal Oviebollen op tafel zetten.
Je bakt de Oviebollen in een muffinvorm(!) in de oven, staat er op de voorkant van het pak.
Neem me niet kwalijk, maar als ik zoiets zie bekruipt mij een weemoedig gevoel.
Want ineens ben ik bang dat over een aantal jaren de échte oliebol gaat verdwijnen.
Wég sfeer, wég nostalgie.
Simpelweg omdat de moderne mensch niet meer zit te wachten op ‘olie’ en op ‘bol’
Maar één ding moet je met me eens zijn:
Een oliebol die gebakken is in de oven in een heuse muffinvorm is toch geen oliebol?
Dat is een muffin die naar oliebol smaakt.
Een klein cakeje met krentjes die ‘naast een oliebol heeft gelegen’.
Dus dit riekt naar bedrog, fake, imitatie en misleiding.
Een oliebol heet niet voor niks olie-bol.
Die hoort in de olie en die hóórt ból.
Oók al walg je van olie en van ‘bol’, dan neem je een cracker met 20+ kaas of een wortel met Oud en Nieuw.
Maar ga niet aan die oliebol zitten klooien om deze ‘gezonder’ te laten lijken.
Nog even en we eten appels zonder beignets op Oudjaarsdag….

Afgekat

PicMonkey Collage.jpg

Zoals je weet bestaan er verschillende gradaties van angst.
Je hebt angst met een kleine letter, Angst met een Hoofdletter en ANGST met alléén maar hoofdletters.
Die laatste kun je gerust panisch noemen.
En van die laatste heb ik behoorlijk last als ik – op minder dan een meter – geconfronteerd word met een poes…ja, je leest het goed: een kat!
Waar menigéén dit beestje ziet als ideaal huisdiertje zie ik dit beestje als een mini-versie van een tijger,een roofdier in zakformaat,een monster.
Toegegeven: Ik ben geen held.
Oké, ik ben gewoon een bangerd,een watje, een angsthaas en een schijtlijster.
En ik ben er niet trots op, maar ik schaam me er ook niet voor.
Soms moet je gewoon accepteren dat je nooit vooraan in het leger zal staan.
Daar kan ik best mee leven.
Maar als ik dan ineens op een onverwachts moment geconfronteerd word met rampspoed of gevaar (lees: een kat) dan heb ik ook écht een probleem.
Want m’n hoofd wil op zo’n moment heldhaftig zijn , maar m’n lichaam lijkt op zo’n moment bevroren .

Het was tegen zessen vanmiddag.
Ik had net genoten van een heerlijke walnoot/geitenkaassalade en de mooie blauwe wolkenlucht in m’n tuin, toen ik besloot naar binnen te gaan voor het 6 uur journaal.
Ik plofte op de bank en terwijl ik wat stukjes walnoot uit m’n kiezen peuterde ,vertelde Annechien over de muggenplaag in Nederland.
Terwijl ik aandachtig luisterde hoorde ik ineens voetstappen op de trap en ik dacht nog even dat het bij de buren was.
Maar toen hoorde ik getrippel boven me.
En dan weet je gewoon in a split second dat je niet meer alleen in huis bent en dat er gevaar dreigt. Groot gevaar.
Ik liep met het zweet op m’n voorhoofd in slow-motion richting de trap in de hal en bad of er alsjeblieft een vilten muis bij de achterdeur
zou opdoemen,zodat de mini-tijger recht op zijn prooi en tevens de nooduitgang zou afstevenen.
Toen ik bijna op de plek des onheils was doemde er ineens de kop van een zwart wit monstertje om de hoek op.
“Kssstttt..kstttt’, riep ik in pure paniek en wees naar de achterdeur, wég jíj! ”
Echt, het moet er heel sneu hebben uitgezien.
En het is een wonder dat ik indruk op ‘m maakte.
Want ik voelde m’n lip trillen en m’n hart bonzen. Maar hij gíng!
Snel deed ik de deur dicht en ik zag het monster de bosjes invluchten.
Ik slaakte een bevrijdende zucht.
Ik? Geen held? Mwah….

Briljant

Grotografie - Mariska de Groot 2016
Grotografie – Mariska de Groot 2016
“Jah…die is leuk!!!”
” Haha…je lijkt Carrie Slee wel!”, lacht m’n zus als ik een felblauw montuur opzet.
We staan met z’n vieren bij Hans Anders: m’n twee broers , m’n zus en ik.
Achter een wand met tientallen monturen en twee spiegels hebben we de grootste lol.
Een fikse regenbui heeft ons zojuist naar binnen gelokt.
De braderie in het centrum van Emmen was aanvankelijk het doel van deze middag ‘familie-bij-elkaar’.
Maar geloof me, regen en braderieën zijn geen goede combinatie.
Dus schuilen we bij de eerste beste winkel die we tegen komen : Hans Anders.
En doen we wat iedereen doet.
Althans, als er brillen in de buurt zijn en je toch moet wachten.
Juist! Even brillen passen.
Gewoon voor de ‘leuk’. En om de regenbui af te wachten.
Met z’n vieren nemen we het hele kunststof monturen-rek in bezit en graaien de één na de andere bril van z’n plek.
“Kijk!” M’n oudste broer pakt een ziekenfondsbril van het rek.
Met een grote grijns loopt hij richting spiegel.
“VER-SCHRIK-KE-LIJK! lach ik, zó ben je net Balkenende van vijf jaar terug!”
Maar als ik mezelf in de spiegel bekijk metamorfoseer ik zelf oók in een split -second van Dame Edna in Nana Mouskouri.
Na een hoop gegiechel en veel brillen later is het buiten inmiddels opgehouden met regenen
“Zullen we weer?’, hoor ik mijn broertje vragen, het is weer droog,hoor!”
Ik zet het excentrieke vlindermontuur ,wat ik op mn neus heb, weer terug in het rek en wil m’n eigen bril pakken.
Maar wat schetst m’n verbazing?
M’n bril ligt er niet meer!! Niks,Nada,Noppes..
De steriele witte plank die net zojuist nog vol met brillen lag is leeg.
En dan raak ik in paniek.
Want ik zie niet veel zónder,bril maar genóeg om te zien dat er echt niks ligt waar wel iets hóórt te liggen.
“Wacht ff hoor”, probeer ik nog quasi rustig.
Maar m’n zus ziet meteen aan de angstige blik in m’n ogen dat er iets serieus mis is.
“Je bril?”, vraagt ze meteen,waar is ‘tie? ”
Ik haal m’n schouders op en kijk verward om me heen
Alsof ik op dat moment iemand heterdaad kan betrappen op het stelen van mijn bril.
En mompel iets onnozels als: hij is weg.. écht, hij is weg…
Ik hoor mezelf nerveus lachen.
“Joóóóóoh gékkie ..doet m’n zus hysterisch..hoe kán dat nou?”
Haar ogen gaan pijlsnel langs het rek met brillen.
Vraag zoiets nóóit aan mij. Hoe zoiets kán.
Zussie zou béter moeten weten.
Ze kent me langer dan vandaag en weet inmiddels dat álles kán bij mij. Zélfs het onmogelijke.
Maar dat geheel terzijde.
“Hij moet hier tussen staan!, probeer ik haar en mezelf te overtuigen.
Ik heb ‘m per ongeluk ergens tussen gezet natúúrlijk!”
Natúúrlijk óók!
Kijk ,één ding: Je moet je eigen lompheid altijd ‘NATUURLIJK’ noemen, nóóit lomp.
Dan kom je tenminste nog nét iets snuggerder over.
Feit blijft dat ik me én stóm én dom voel en dat ik ook ineens mieters goed door heb wat het woord ‘blindstaren’ in al z’n volheid inhoud.
Want je bril zóeken zónder bril is het zelfde als de juiste Chinees van jouw afhaalrestaurant zoeken in een rijtje met tien andere Chinezen.
Een bijna onmogelijke taak,want ze lijken allemaal op elkaar!
“Is deez’ het? Zus wijst naar een bril. “Kijk eens goed!
Op zo’n moment hoop ik op net zo’n wonderbaarlijke genezing als de blinde man te Jericho.
Ik voel me hulpeloos en knijp m’n ogen tot spleetjes. “Hij móet bruin zijn”,geef ik zuslief als aanwijzing.
Ze pakt er één uit het rek,maar als ze de bril vlák voor m’n neus houd zie ik dat het ‘m niet is.
Ik duw m’n gezicht bijna IN het rek en dan ineens zie ik een montuur wat ‘erg op mijn bril lijkt’.
“Volgens mij is dit ‘m!” Ik graai het montuur twijfelend uit het rek en bekijk ‘m kritisch.
“Maar hij glimt wél…”, zeg ik.
“Nee,maar dat is ‘m ,hoor ,wijst Zus, want kíjk!, daar zit glas in,dúh! ”
Ik zet het montuur op en kijk haar aan met een gelukzalige blik alsof Gaston me net verteld heeft dat ik de straatprijs heb gewonnen.
Samen lopen we naar buiten.
“Wat was dat nou?,”vraagt m’n broertje ,die inmiddels al weer buiten staat.
Ik haal m’n schouders op.
“Niks joh,”doe ik nonchalant,ál die brillen……ijsje halen?”

Lekker ná de wekker….

250px-Autoradio_met_mp3

Ik hou van gezelschap. Let wél: gezellig geschapen mensen dan.
Chagerijnige en ongezellige schepsels mogen van mij thuis blijven. Alsjeblieft zélfs.
Daar heb ik niks mee,want ze doen niks. Met mijn humeur dan . Behalve irritaties oproepen.
En daar word ik zélf dan weer niet zo’n gezellig gezelschap van.
Daarom omring ik me graag met mensen die mijn leven een stuk aangenamer maken.
Door mij te laten hinneken van het lachen, door hun lieve aandacht of door hun geniale humor .
Die mensen zijn meteen ook de dierbaarste mensen uit mijn leven.
Mensen waarvóór en waardóór ik leef en die ik het liefst heel dichtbij me heb.
Maar helaas zijn die mensen niet altijd 24 /7 bereikbaar en beschikbaar.
Simpelweg om het feit dat m’n Lief óók gewoon werkt of nog slaapt als ik vertrek.
En hij niet in mijn handtas past (ook al heb ik handtassen als bagagekoffers)
En helaas geen klitteband-pak draagt ,zoals in een tv -reclame.
En datzelfde geldt voor mama,zuslief, vriendin en alle andere dierbaren.
Dat is nu eenmaal zo,die dingen kan ik best begrijpen en accepteren.
Maar daarom zoek ik graag naar een alternatief.
Qua luisterend oor,een lach én gezelligheid.
Zodat ik me tóch niet geheel gezelschaps-loos voel als Lief en Dierbaar niet binnen handbereik zijn.
En thank God, dat alternatief heb ik voor de vroege ochtenduren gevonden.
Namelijk de autoradio! En dat vind ik een uitvinding!
Want zodra ik ’s ochtends in m’n autootje stap en m’n radio aanzet,ben ik ineens niet meer alleen.
Dan carpoolen er maar liefst drie mannen met me mee.
Eén op de bijrijdersstoel en twee op de achterbank. Leuke,gezellige mannen.
Niet zo leuk als mijn eigen man natuurlijk,maar ze komen in de buurt.
En zijn zéker voor de time-being goede stand-inns voor mijn eigen hubbie.
M’n kleine autootje zit meteen vol met die drie mannen.Maar da’s niet erg.
Want ik heb een plezier met ze! Ze kletsen de oren van m’n hoofd,maar ik geniet.
Zodra ik ga zitten en met mijn nog duffe hoofd op het klokje van mijn auto 05.45 uur zie staan
word ik verwelkomd met een “Hartelijk góedemorgen op dit belachelijke tijdstip! ”
En dan zucht ik eens diep,wrijf de slaap uit mijn ogen en lach: “Goedemorgen mánnen! Vroeg hé?”
Terwijl ik dan de straat uit rijd, vertellen ze me één voor één hoe hun ‘gisterenavond’ was,wat ze op tevee hebben gezien en
wat ze ervan vonden.
Ze vertellen me wat de weersverwachtingen zijn van die dag, het belangrijkste nieuws, of ik nog in de file kom én
bellen met andere vroege vogels. Die ook al wakker zijn.
Regelmatig hoor ik mezelf lachen en “Ow já hoorrr…!”gniffelen om hun stoere mannenhumor en hun flauwe grappen.
Maar langzaam maar zeker word ik dan wakker.
En zie ik de zon opkomen. En voel ik beetje bij beetje weer energie opkomen om aan een nieuwe werkdag te beginnen.
Na zo’n half uur gezelligheid tijdens het rijden is daar de parkeerplaats én tevens het afscheid.
Soms best balen als je zo lekker aan ’t kletsen bent.Maar zíj en ik moeten er dan toch echt uit.
Verplichtingen noem ik het maar. En dan is het ineens stil en zijn ze weg.
“Dág mannen, werkze!, roep ik hen dan nog na, als ik m’n deur afsluit, tot morgen!”

Alie van de servicebalie

DSC_32081
Het was op een doodgewone zaterdagmiddag in Breda.
Bij de klantenservice van de Mediamarkt.
Dat ik me af vroeg: Wáárom én waarvóor en altijd bij mij?
Manlief vroeg me mee. Samen met een defecte fotocamera. Voor de gezelligheid.
En voor een reparatie. Zoals je begrijpt. Ja,van die camera. En IK voor de gezelligheid. Uiteraard.
Nu dacht ik altijd dat er bij die klantenservice alleen defecte artikelen voor reparatie aangeboden werden.
Van kapotte koffiezetapparaten tot niet werkende stofzuigers. Zou je denken. Dat dacht ik ook.
Tot die bewuste middag. Sinds die ene zaterdag, geloof me, ben ik ineens heel ruimdenkend.
Qua reparatie, loszittende schroefjes en ingewikkelde technische mankementen dan .
Hubbie en ik kwamen binnen en we waren duidelijk niet de enige die service bij de balie wilde.
Bij een grote zuil trokken we een nummertje.
Er waren nog zo’n vijf wachtende voor ons,zei het nummertje.
Maar dat was geen probleem. We hadden tijd én er stonden stoelen.
Acht. Of beter gezegd één. De rest was bezet.
Lief wees naar de stoel. “Ga jij maar “,wees hij.
Ik zat nog geen vijf seconden,toen er naast mij ineens iets begon te praten.
“Goedemiddag mevrouw”,zei hij uiterst vriendelijk.
Ik keek in het gezicht van een onverzorgde man.
Zijn sluike vette haar hing in slierten om zijn gezicht. Zijn gezicht was ruw en rood.
Een alcoholwalm kwam uit zijn mond.
Laat ik zeggen: Het was een Bijzonder Exemplaar.
Even dacht ik nog dat ik te maken had met een gezellige Bourgondische Brabander die een lange nacht had gehad.
Maar al snel bleek dat ik had plaats genomen naast één of andere coke snuivende zwerver met een groot drankprobleem en hersenletsel.
En begrijp me niet verkeerd. Ik respecteer ieder schepsel. Zoals het hoort en móet van m’n moeder. Maar ,dan wél tot op zekere hoogte.
Want als je in één kwartier,die overigens een uur leek te duren, een monoloog van Het Exemplaar krijgt over de Tweede Wereldoorlog,
premier Rutten en buurvrouw Sjaan die is vreemdgegaan.
Plus zélfs details van z’n ex uit Suriname met de daarbijbehorende héle rest aan sappige informatie.
Geloof me, dan is dat respect ineens net zo snel verdwenen als een reep chocola in m’n menstruatie-week.
Maar ik ben een goede actrice-let wél; alleen als het me uitkomt, dus ik deed m’n stinkende best geintereseerd te lijken.
Ik zat tenslotte bij de MEDIAmarkt: MeelevenEnDoorbijtenIsAlles wat je moet doen, hield ik mezelf voor.
Vanuit m’n ooghoeken zag ik manlief al schalks kijken en met z’n ogen draaien.
En glimlachen . Dat óók. Want m’n hubbie was natuurlijk zielsgelukkig dat IK het Lijdend Voorwerp was en niet HIJ!
Lief heeft namelijk een behoorlijke werkervaring met mensen in zo’n zelfde soort categorie.
Die had allang gezien dat hij ‘that moment before’ kon gebruiken om galant te lijken en me die stoel aan te wijzen.
En ik was er wéér ingetrapt. Volledig!
Nadat ik had geprobeerd de beste man te negeren en vooral niet naar het misselijkmakend snotje aan z’n neus
te kijken riep Alie-van-de-servicebalie ons eindelijk naar zich toe.
Ik moet een sprint getrokken hebben al was ik Nellie Cooman in haar hoogtijdagen, zó blíj was ik.
Maar je raad het al….Het Exemplaar kwam ook van zijn stoel! En geloof het of niet, hij blééf práten!
Ondertussen pakte Alie onze fotocamera en onderwierp deze aan een kritsche blik.
Ze had duidelijk verstand van ingewikkelde zaken.
Het was maar goed dat manlief zijn concentratie bij het fototoestel hield.
Want ik bleef alleen maar angstig achterom kijken.
Bang dat Exemplaar ineens uit zou vallen met een snerend : “Je luistert niet !”
“Ik kom zo bij u ,meneer, zei Alie, toen ze zag dat Exemplaar bijna in onze nek stond te hijgen.
Exemplaar wuifde met z’n handen.
“Geen probleem,hoorde ik ‘m zeggen ..ik heb alle respect voor die mensen hier voor mij ..ik wacht zoals het hoort..écht waar!”
Hij snoof het snotje op en herhaalde zijn woorden minstens nog vijf keer .
Rustig zitten was geen optie, ijsberen achter ons destemeer.
En terwijl ik keek hoe Alie ons reparatieverzoek intikte op de computer kreeg ik tóch even een rare kronkel in m’n buik.
Ik voelde iets van medelijden met deze man ,maar ook irritatie. Zelfs een klein beetje angst.
En bedacht me: Waar begint en eindigd respect eigenlijk? En is dat aan de persoon gebonden?
Ik kwam er niet uit. Ik ben daar ook niet goed in.
Misschien moet ik het aan Alie vragen.
Zij heeft tenminste verstand van ingewikkelde dingen………..